Onderstaand artikel is verschenen in het tijdschrift Loven Boven nr. 393 (2020)
GODELIEVE TE LEUVEN 13 JUNI 1901
Kristel Kouwer
Over de St.-Pieterskerk te Leuven kon ik nog heel wat geschreven hebben. Legendes verbonden aan deze kerk, geheime en duistere krachten verborgen in de oude gewelven en enkele onverklaarbare gebeurtenissen stonden nog klaar om verteld te worden. Dat was in eerste instantie ook mijn bedoeling. Toch zou een merkwaardig toeval mij voorlopig van deze intentie weerhouden. Op mijn zoektocht naar enkele oude prentbriefkaarten van Leuven zag ik een merkwaardig exemplaar. De kaart viel me op een speciale manier op omdat er uitsluitend personen op getoond werden, begeleid door de tekst ‘Godelieve te Leuven 13 juni 1901’. Deze prentbriefkaart had ik nog nooit gezien. Op zoek naar Godelieve kwam ik bij het woord ‘theater’ terecht. Ik kocht de kaart voor luttele euro’s.
Dit is voorzijde van de prentbriefkaart. Het is een lichtdruk van G. Hermans te Antwerpen. Er staan 7 personen op afgebeeld waarvan 3 vrouwen en 4 mannen: J.M. Orelio, A. Noordewier-Reddingius, H. Feltesse-Ocsombre, Edgar Tinel, Tilly Koenen, Alb. De Jonghe en L. Bicquet.
Er staat eveneens een handgeschreven mededeling op de voorzijde: “Envoyons à Mr et Mme notre plus cordial bonjour de H.F-O 15-06-1901”. De initialen onder de handgeschreven tekst op de voorzijde laten me alvast besluiten dat één van de vrouwen van het gezelschap, mevrouw H. Feltesse-Ocsombre, de kaart in naam van allen (notre) geschreven heeft en dit op 15-06-1901, twee dagen na de grote gebeurtenis van 13-06-1901.
Achterzijde van de prentbriefkaart Godelieve te Leuven, verstuurd naar Monsieur Lucien Bray, Avocat, Virton met een postzegel OBC nr 56 groen van 5 cent, uitgegeven 05 09 1893, met afstempeling Bruxelles Station op 15 06 1901 tussen 17 en 18 uur en met aankomststempel van Virton 16-06-1901 tussen 6 en 7 uur.
Wat was er in Leuven gebeurd op 13 juni 1901 dat belangrijk genoeg was om er een prentbriefkaart van te laten maken, waar bovendien de afbeeldingen van 7 personen op staan ? Na het nodige opzoekingswerk bleek dat dit te maken had met de heilige Godelieve van Gistel: een theaterstuk dat uiteindelijk een opera bleek te zijn, specifieker nog, een muzikaal drama.
Wat Godelieve betreft. Het leven van Godelieve speelde zich af in het Franse Wierre-Erffroy, een gemeente in het Franse departement Pas-de-Calais. Godelieve werd geboren in 1049 in Boulogne-sur-Mer en overleed op 6 juli 1070 te Gistel. Het ging hier wel degelijk om een Vlaamse heilige omdat het graafschap Vlaanderen rond die periode oorspronkelijk deel uitmaakte van West-Francië. Godelieve leidde een kort en beklagenswaardig leven. Ze was de dochter van Hemfried en was afkomstig uit het slot Londesvoorde. De kasteelheer van Gistel had een zoon, Bertulph genaamd. En zoals dat meer dan duizend jaar geleden gebruikelijk was, werd Godelieve uitgehuwelijkt aan Bertulph. Het is geweten dat niet elke bruiloftsviering over rozen loopt … nu niet en duizend jaar geleden ook niet. Op de bruiloftsviering van Godelieve liep het behoorlijk verkeerd. Bertulph verstootte haar al van dat ogenblik af. Tijd bracht geen soelaas. Het ging van kwaad naar erger. Godelieve werd door haar schoonfamilie en voornamelijk haar schoonmoeder mishandeld, uitgehongerd en uiteindelijk gekerkerd. Toch slaagde ze erin te ontsnappen. Nadat haar vader dreigde om heel de familie uit te leveren, werd een toneeltje van bekering en verzoening opgevoerd en keerde Godelieve – bekommerd om haar huwelijk te redden – terug naar Bertulph. Ze zou echter nooit weerkeren. Op 6 juli 1070 werd Godelieve door twee knechten van Bertulph gewurgd met een halsdoek en in een poel geworpen. De volgende dag werd ze begraven in de kerk van Gistel. Hiermee eindigde het verloop der gebeurtenissen echter niet. Al tijdens haar korte leven bekommerde Godelieve zich over de armen en uitgestotenen. Zoals zo dikwijls het geval was, begon het volk haar na haar vroege dood, te eren en aanbidden als een heilige. En zo kwam Bertulph dan toch tot inkeer. Hij trok op bedevaart naar Rome om er boete te doen voor zijn zonden. Hij hertrouwde en uit dit huwelijk werd een dochtertje, Edith, geboren. O ramp, het meisje werd blind geboren. Toch zou kleine Edith genezen door de ogen te wassen met water uit de poel waarin het lijk van de gewurgde Godelieve was geworpen. En Bertulph, die ging op kruistocht en werd monnik in de abdij van Sint-Winoksbergen. Edith richtte in Gistel een klooster op, de Abdij Ten Putte.
Prentbriefkaart van een glasraam van St.‑Godelieve van Gistel, uitgeverij Nels-Thill, niet gelopen. Afbeelding van het huwelijk van St.‑Godelieve met Bertulph, heer van Gistel. |
Prentbriefkaart van een glasraam van St.‑Godelieve van Gistel, uitgeverij Nels-Thill, niet gelopen. Afbeelding van de verwurgde Godelieve die in de poel werd geworpen. |
Wat de heiligverklaring van Godelieve betreft. Veertien jaar na haar dood, op 30 juli 1084 werd Godelieve door de bisschop van Doornik, Radbod II, heilig verklaard. Op deze plechtigheid in de kerk van Gistel, waren gravin Geertruida van Saksen, echtgenote van graaf Robrecht de Fries, de abt van Sint-Winoksbergen en talrijke geestelijken aanwezig.
Op 13 juni 1901 werd te Leuven de opera, meer specifiek het muzikale drama ‘Godelieve’, opgevoerd door de drie vrouwen en vier mannen die getoond worden op de prentbriefkaart. Edgar Tinel componeerde dit muzikale drama, dat gebaseerd was op het leven van Godelieve van Gistel. Het was dan ook niet verwonderlijk dat deze opera meer dan drie uren duurde ! De acteurs van dit muzikale drama worden hierna voorgesteld.
A. Noordewier-Reddingius. Aaltje Noordewier-Reddingius werd geboren op 01-09-1868 te Deurne en overleed te Hilversum op 06‑04‑1949. Ze was een internationaal vermaarde sopraan en zang-pedagoge. Ze stamde uit een Friese domineesfamilie en haar vader was predikant. Op 11-07-1893 huwde ze te Delft met classicus en kunstschilder Michiel Noordewier. Ze kregen 2 zonen. De jongste zoon was fluitist en overleed op 27-jarige leeftijd. Haar oudste zoon emigreerde naar Amerika en breidde het geslacht Noordewier uit. | |
H. Feltesse Ocsombre. Hélène Feltesse Ocsombre werd geboren in 1876 in Roubaix en overleed in 1945 te Gent. Ze studeerde zang aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Ze was een sopraan van klasse formaat en vertolkte Rachel in La Juive van Jacques Fromental Halévy en Elsa in Lohengrin van Wagner. Ze was dramatische sopraan aan de Brusselse Muntschouwburg, de Vlaamse opera van Antwerpen en de Grote Schouwburg van Gent. Vanaf 1921 was ze zanglerares aan het conservatorium van Oostende. | |
Tilly Koenen. Mathilde Caroline Koenen werd geboren in Nederlands-Indië op 25-12-1873 en overleed in Den Haag op 04-01-1941. Ze was dochter van een cavalerie-officier die met zijn gezin in 1883 terugkeerde naar Apeldoorn. Ze bezat een uitzonderlijk talent tot piano- en zangkunst en was op haar 18de al gediplomeerd pianiste. Ze was een Nederlandse alt. Vanaf haar debuutconcert in 1897 trok ze de hele wereld rond met optredens in Berlijn, Londen, de Verenigde Staten en Wenen. Rond 1930 keerde ze terug naar Nederland. De laatste jaren woonde ze bij haar voormalige lerares. | |
Edgar Tinel (27-03-1854 – 28-10-1912) was een Vlaamse pianist en componist Hij schreef veel vocale muziek, o.a. het oratorium Franciscus waarmee hij tot ver over de Belgische landsgrenzen furore maakte, en twee opera’s Godelieve en Katharina. Hij voelde zich sterk aangetrokken tot het mystieke katholicisme, vandaar zijn talrijke religieuze composities. In 1881 werd Tinel directeur van het Mechels instituut voor religieuze muziek, het latere Lemmensinstituut. Deze pedagogische betrokkenheid vroeg veel energie. Het componeren raakte zo wat op de achtergrond. Hij schreef nog het Te Deum in 1905, voor de 75-ste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid. De bewerking van psalm 150 schreef hij ter gelegenheid van de intrede van kardinaal Mercier als nieuwe aartsbisschop van Mechelen in 1907. | |
Alb. De Jonghe. De Jonge was afkomstig uit Brugge. In februari en april 1901 zong hij het tenor solo van ‘De Kollebloemen’ van Tinel, tot diens grote tevredenheid. Hij had een kloeke en zuivere stem. De rollen van onder meer graaf Eustaas en van de opperknecht waren voor hem dan ook heel geschikt. Zo stond te lezen in de Dietsche Warande en Belfort jaargang 1901. | |
J. M. Orelio. Joseph Marie Theodor Orelio werd geboren in ’s Hertogenbosch op 10-04-1854 en overleed in ’s Gravenhage op 25‑03‑1926. Geboren in een straatarm gezin werd hij hulponderwijzer in Dordrecht en lid van een muziekgezelschap. Totaal onverwacht werd hij in 1886 door J. de Groot opgenomen in de nieuw gestichte Hollandsche Opera. Hij was vertolker van opera, oratoria, concerten en het Nederlandse lied. Hij bezat een grote artistieke allure, kende uitzonderlijk succes, maar zou suikerziek, berooid en arm overlijden. | |
L. Bicquet. Bicquet was een in Leuven geboren baszanger. Hij was laureaat van het conservatorium te Brussel. In Godelieve vervulde hij de drie kleine rollen van Heinfried, Hakka en Radbod. Hij werd wat in de schaduw gesteld door de imposante stem van de heer Orelio, maar zou zijn voordracht vol vuur en overtuiging brengen, zo vermeldde alvast de notities in het tijdschrift van de Dietsche Warande en Belfort, jaargang 1901. |
Nog wat meer over Edgar Tinel zelf. Alhoewel Edgar Tinel een voorliefde voor de Nederlandse taal had, sprak hij na zijn huwelijk met de Franstalige Emma Coeckelbergh, nog uitsluitend Frans. Hij was ook de eerste die de gedichten van Guido Gezelle op klank zette. Voor zijn grote werken koos hij steeds voor het Nederlands, al was hij geen extreme flamingant. Zijn echte interesse ging uit naar het mystieke, voornamelijk naar kerkmuziek. In België bereikte Tinel zowat het hoogste wat voor een musicus mogelijk was: laureaat van de Grote Romeprijs, Directeur van het Lemmensinstituut, Inspecteur van het Belgisch muziekonderwijs, leraar contrapunt en fuga en ten slotte directeur van het Koninklijk Muziekconservatorium van Brussel, lid en voorzitter van de Koninklijke Academie van België en tenslotte kapelmeester van de koning. En zoals gebruikelijk bij grote artiesten bezat hij zowel voor- als tegenstanders van zijn muziekkunst. Wat zijn werk ‘Godelieve’ betreft, werd ook dit zowel ten hemel geprezen als verguisd. Van een briljante klassieke uitvoering met unieke solisten tot archaïsch statisch en lachwekkend spektakel zijn beide recensies die ik in de vele uitgebreide artikels mocht terugvinden, uiteraard allemaal geschreven door zelfverklaarde (?) muziekkenners bij uitstek !
Toch vroeg ik me af hoe Tinel en zijn gezelschap in Leuven terechtkwamen. Na uren speurwerk kwam ik tot de volgende conclusie: enerzijds had Tinel een nauwe relatie met het Davidsfonds en anderzijds was hij bevriend met de Leuvense hoogleraar en Nederlander Pieter-Paul Alberdinck-Thijm. Bovendien bestond er in 1901 een Leuvens ‘Godelieve Comiteit’. 1901 was eveneens een feestjaar voor 25 jaar Davidsfonds. En laat het nu precies deze jubileumeditie zijn die de aanleiding was om Tinel naar de Leuvense concertzaal de Bériot (later de Alhambra en nog later cinema ABC) te halen op 13 juni van datzelfde jaar. De voormalige feestzaal de Bériot was in die periode op het Rijschoolplein met de hoek van de Vital Decosterstraat gelegen. De idee voor deze muzikale vertoning kwam van het Leuvense Letterkundig studentenlegioen ‘Met Tijd en Vlijt’ ter verheerlijking van de nationale kunst. Voor wie twijfelt waar het Davidsfonds nu precies voor staat, citeer ik hier hun website: ”Davidsfonds is een Vlaamse sociaal-culturele netwerkorganisatie die lokaal verankerd is en die vanuit een christelijke inspiratie op een dynamische en inclusieve manier mensen verbindt door samen cultuur te beleven en ervan te genieten”.
Dat deze opvoering van ‘Godelieve’ wel degelijk in Leuven heeft plaatsgevonden wordt gestaafd aan de hand van enkele artikels in de Vlaamsgezinde kranten ‘De Volksstem’ en ‘De Denderbode, die ik via het digitaal krantenarchief van het stadsarchief Aalst kon terugvinden.
Op 28 april 1901 verscheen op pagina 2 van ‘De Denderbode’ een artikel, dat hieronder gedeeltelijk wordt weergegeven. | Op 29 juni 1901 verscheen op pagina 1 van ‘De Volksstem’ een artikel, dat hieronder gedeeltelijk wordt weergegeven. |
Wat de kosten van het muzikaal drama Godelieve te Leuven betreffen, stootte ik in de digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op het financiële kostenplaatje. Ik vond deze opmerkelijke tekst, destijds gepubliceerd in het tijdschrift ‘Dietsche Warande en Belfort, jaargang 1902, die ik integraal weergeef:
“Naklank van de uitvoering van Tinel’s Godelieve te Leuven, den 13 Juni ll. – Den Zaterdag, 8 Maart, vergaderde het Godelievecomiteit voor de laatste maal, om het verslag te hooren van den schatbewaarder hoogl. kanunnik J. Sencie. Hieruit blijkt dat de opvoering 21.610,49 fr. gekost heeft. Een paar cijfers: orkest 8.932,50 fr., koor 4.927,50 fr., bureelkosten 114,95 fr. De kaarten brachten op 9.134,65 fr. Het Davidsfonds, het Staatsbestuur, Eigen Leven en milde kunstvrienden betaalden het overige. Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1901”.
Wat de legendes van Godelieve betreffen. Zoals in de Vlaamse geschiedenis gebruikelijk was en onlosmakelijk verbonden met heiligen, ontstonden er miraculeuze legendes. Voor Godelieve van Gistel was dit niet anders. Er werden maar liefst 5 legendes verbonden aan haar naam, die aan de hand van enkele prentbriefkaarten worden verduidelijkt. Tot mijn eigen grote verwondering bestonden daar inderdaad prentbriefkaarten van !
De waterpoel
Na de dood van Godelieve hertrouwde Bertholf. Jullie vernamen reeds dat uit dit tweede huwelijk een dochtertje geboren werd. Kleine Edith werd, jammerlijk genoeg, blind geboren. Er was niets ter wereld dat ze liever wenste dan de wereld te kunnen aanschouwen met haar beide ogen. Het kind had reeds alle hoop verloren en ten einde raad waste ze zich de ogen met water uit de poel waarin Godelieves lichaam geworpen werd. Al lijkt het onwaarschijnlijk, maar het blinde meisje kon terug zien. Een mirakel was geschied ! Vandaag de dag bevindt zich in de abdij ten Putte in Gistel, op de plaats van deze poel een waterput. En geloof het of niet, maar dit water zou genezende krachten bezitten …..
L – Prentbriefkaart van een glasraam van St. Godelieve van Gistel, uitgeverij Nels-Thill, niet gelopen. Afbeelding van Edith, dochter van Berthulp, die zich de ogen waste in de poel waarin Godelieves lichaam geworpen werd en daarna opnieuw het zicht kreeg.
R – Prentbriefkaart van Gistel, uitgeverij Nels-Thill, niet gelopen met het waterputje van St. Godelieve.
De raven
Zoals in vele legendes en volksvertellingen spelen ook in het leven van Godelieve raven een grote rol. Een raaf bleek een bijzonder dier te zijn, niet alleen pienter en gewiekst, maar zijn hele leven trouw aan dezelfde partner. Godelieve, op het slot van Bertulph verdoemd tot werken op het land, bleef al die tijd heel devoot. Haar opdracht, die eruit bestond de raven uit het vers gezaaide korenveld te houden, kon er haar echter niet van weerhouden om aan de roep van de kerk toe te geven. Zodra de kerkklok luidde, gebood ze de raven te verzamelen in de schuur tot wanneer ze terugkeerde. Na de viering keerde Godelieve naar het veld terug en een mirakel was geschied ! En geloof het of niet, maar al die tijd pikte geen enkele raaf koren van het veld …..
Prentbriefkaart van een glasraam van St.‑Godelieve van Gistel, uitgeverij Nels-Thill, niet gelopen.
Afbeelding van St.‑Godelieve die de raven opdracht gaf om tijdens haar kerkbezoek in de schuur te blijven.
De houtspaanders
Godelieve verbleef nog in slot Londesvoorde bij haar ouders. Heel jong nog deelde ze al voedsel uit aan de armen. Op een gegeven ogenblik dreigde er zelfs een tekort in het slot zelf te ontstaan. Er volgden vermaningen. Toch bleef Godelieve volharden in haar opzet, tot op het ogenblik dat de hofmeester haar onderschepte. Er was geen ontkomen aan en Godelieve werd gedwongen om het verborgen voedsel in haar schoot te tonen. In stilte begon ze te bidden en een mirakel was geschied ! Geloof het of niet, maar het voedsel was veranderd in houtspaanders ……
De voedselvermenigvuldiging een eerste maal
Op een bepaalde dag besliste Godelieves vader Hemfried tot het houden van een groot banket. Hij beval alles hiervoor in gereedheid te brengen, zodat de nodige voorbereidingen konden getroffen worden. Intussen zette Godelieve haar werk van barmhartigheid verder en geen enkele arme medemens ging die dag met honger slapen. Wanneer de bedienden de proviandvoorraden controleerden voor het banket bleek er bijna niets meer over te zijn. Wat een ramp ! Hoe moesten ze dit aan Hemfried vertellen ? Ze gingen nogmaals kijken en een mirakel was geschied ! De voorraadkasten, kelders, schuurtjes en keuken waren met een overvloed aan voedsel gevuld. En geloof het of niet, maar het was het overvloedigste banket ooit dat Hemfried had gegeven……
De voedselvermenigvuldiging een tweede maal
Na Godelieves overlijden werd aan de arme bevolking graan uitgedeeld als teken van rouw. Haar levenswerk werd verdergezet. Het uitdelen bleef duren en duren en duren en een mirakel was geschied ! De graanzakken raakten niet leeg. En geloof het of niet, maar als je goed luistert, hoor je het graan nog zachtjes stijgen in de juten zakken …….
Het hemd zonder naad
Deze gebeurtenis speelde zich af op het moment dat Godelieve reeds vermoord was. Bertulph moest nu alles zelf beredderen en beval één van zijn knechten om met een stuk lijnwaad naar Gistel te vertrekken om er hemden van te laten maken. Aldus geschiedde. In Gistel verscheen aan de knecht een vrouw met monnikskap. Hij kon niet zien wie het was, maar het vrouwmens vroeg hem het lijnwaad en de knecht vertrok. Er ging een tijdje overheen en op een dag stuurde Bertulph dezelfde knecht naar Gistel voor de hemden. Hetzelfde vrouwmens overhandigde hem de afgewerkte hemden. Eens op het slot aangekomen opende Bertulph het pak en stond versteld. Hij herkende er onmiddellijk het werk van Godelieve in. Hij haastte zich uit het slot naar Gistel en ging halsoverkop op zoek naar haar, maar kon haar niet meer vinden. Een mirakel was geschied! Vol deemoed werd hij zich bewust van zijn daden en bekeerde zich. En geloof het of niet, maar vandaag bevindt zich in de Abdij Ten Putte in Gistel nog steeds een hemd zonder naad.
L-Prentbriefkaart uitgeverij Nels-Thill, gelopen met postzegel OBC nr 279 blauwgrijs van 5 cent, afstempeling Oostende 22-04-1930 tussen 11 en 12 uur en verstuurd naar St.‑Gillis. In het museum van de abdij van Gistel kan het hemd zonder naad, gemaakt door St.‑Godelieve, nog steeds bewonderd worden.
R-Prentbriefkaart Gistel, uitgeverij Nels-Thill, niet gelopen, glasraam verheerlijking van St.‑Godelieve
Er bestaan zelfs weerspreuken gebaseerd op 6 juli, de dag van overlijden van Godelieve.
Regen op Sint-Godelieve, de zee loopt over naar believen !
Als het op Sint-Godelieve regent, de Heer de groentetuinen zegent !
Als het op Sint-Godelieve regent, zal het zes weken lang duren !
Regen op Sint-Godelieve zal u drie weken van water gerieven !
Regen op Sint-Godelieve, de zee loopt over naar believen !
Regen op Sint-Godelievens’ feest, water binnen zes weken het meest !
Als het op Sint-Godelieve regent, vult zij haar putje voor 40 dagen !
Prentbriefkaart Wierre-Effroy, zonder vermelding uitgever, gelopen met afstempeling 16-04-1906, verstuurd naar Montreuil sous Bois (Seine). Te Frankrijk in de geboortestreek van St.‑Godelieve, wordt zij jaarlijks herdacht. Deze prentbriefkaart toont er de Godelieve kapel, die daar de Godeleine kapel genoemd wordt en in de maand juli vele bedevaarders lokt.
Zo, nu hebben jullie eens kunnen kennismaken met Godelieve te Leuven. Er werd over haar verteld, ze maakte voorwerp uit van menig poëet, ze werd bezongen en aanroepen. Uit heel deze studie mogen we stellen dat deze gebeurtenis, die zich in Leuven op 13 juni 1901 afspeelde, een authentiek cultureel Vlaams en onmiskenbaar religieus geïnspireerd karakter had. De Leuvenaars van toen zullen er alleszins over gesproken hebben en natuurlijk niet alleen over dit muzikale drama, maar zeker ook over al dat ‘chique volk’ dat letterlijk en figuurlijk ‘den revue’ passeerde. En aangezien de heilige Godelieve traditiegetrouw ook aanroepen werd voor hulp bij boosaardige schoonmoeders, vermoed ik dat de gewone Leuvenaar zich hartelijk in de vuist lachte bij de grote toeloop van heel de bourgeoisie op deze speciale Godelieve opvoering ! Op de prentbriefkaart hiernaast, uitgegeven door A. Bergeret, worden in de ‘Litanie van de Schoonmama’ wel meer heiligen aanroepen tot eer en glorie van het eigen nageslacht. Toch spijtig dat St.‑Godelieve er niet op vermeld wordt !!